De dag begint vol goede moed en met een geweldige voorbereiding. Gisteren goed gegeten, een frisse douche genomen, mijn kleren gewassen en een comfortabele nacht gehad. Zelfs mijn ontbijt was fantastisch, compleet met gebak en pannenkoeken. Mijn waterzak is gevuld, en met 12 liter water ben ik klaar voor twee dagen door de woestijn, waar ik niets verwacht tegen te komen. Ik voel me fysiek sterk en klaar voor een nieuw avontuur.
Al snel verandert de verharde weg in een hobbelige piste vol keien. Het gestuiter begint me al snel op te breken; mijn zadelpijn en pijnlijke polsen maken de rit niet bepaald aangenamer. Regelmatig moet ik afstappen om diepe zandstroken door te komen, en de scherpe doornen van acacia’s en struiken in de berm probeer ik angstvallig te vermijden. Een lekke band kan ik missen als kiespijn. Het pad wordt gelukkig wat beter als ik een spoor vind met minder grote stenen, maar het blijft een uitdaging.
De verlatenheid is indrukwekkend. Geen mensen, geen auto’s, alleen een immense stilte die haast drukkend aanvoelt. Een kans om volledig op te gaan in de leegte van de woestijn. Toch maakt diezelfde leegte het lastig: het is 140 kilometer naar de eerstvolgende asfaltweg, en in dit tempo—na twee uur fietsen slechts 10 kilometer verder—voelt het onhaalbaar om dit binnen twee dagen te voltooien. Ik hak de knoop door: terugkeren is de verstandigste keuze. Misschien is een woestijnroute als deze beter te doen met een fiets met vering en bredere banden.
Terug in Foum Zguid blijkt dat ik de sleutel van mijn kamer nog in mijn zak had. Ik besluit hem meteen terug te brengen, wat de eigenares enorm waardeert. Ze nodigt me enthousiast uit om te blijven eten en drinken, maar ik moet door. Mijn nieuwe plan is de zuidelijkere route van 125 kilometer over een eindeloze, stille asfaltweg richting Zagora.
De weg is lang en verlaten. In de hele dag kom ik slechts vijf auto’s tegen. De omgeving is indrukwekkend: een brede vallei, omringd door kale, rotsachtige bergen en verspreid met acacia’s. De lucht is diepblauw, de rust en stilte zijn bijna magisch. Af en toe vang ik een petrochemische geur op, die van een plantje blijkt te komen dat hier groeit. In de verte zie ik af en toe de tenten van nomaden, en ik passeer zelfs een kudde kamelen. Zulke lange, rechte wegen zijn vermoeiend, maar de wind in de rug maakt het iets makkelijker. Bijna elke auto die ik tegenkom stopt om te vragen of ik nog iets nodig heb. Met oprechte gastvrijheid bieden ze me vaak een fles water aan, zelfs als ik vriendelijk bedank en aangeef dat ik genoeg bij me heb. Het is bijzonder hoe zelfs in deze desolate omgeving de behulpzaamheid van de mensen warmte brengt.
Na 40 kilometer voel ik de effecten van de eerdere pistes nog in mijn lichaam. Mijn zadelpijn en gevoeligheid in mijn handen vragen om doorzettingsvermogen. Toch blijf ik doorgaan om dichter bij Zagora te komen, zodat ik morgen M’Hamid kan bereiken. Onderweg verandert het landschap in een soort boomloze oase met uitgestrekte akkertjes. Dit betekent ook meer mensen, iets wat ik graag wil vermijden bij het zoeken naar een kampeerplek.
Met de korte dagen wordt het opnieuw een race tegen de klok. Ik vind een plek die aan al mijn wensen lijkt te voldoen: afgelegen en dicht bij een boom voor een mooie foto. Maar net als ik mijn tent wil opzetten, ontdek ik dat ik slim genoeg ben geweest om op een kruispunt van twee onverharde wegen te staan. Tot laat in de avond komen er auto’s en brommers langs, alsof het een soort vergeten snelweg is. Waar ze allemaal vandaan komen en naartoe gaan, blijft een raadsel. Gelukkig word ik met rust gelaten en kan ik uiteindelijk toch genieten van een nacht onder de sterrenhemel.
Ontdek meer van
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.