We hebben er goed aan gedaan een chalet te huren. Het heeft de hele nacht doorgeregend, maar inmiddels is het droog. Het beloofd zelfs een mooie fietsdag te gaan worden. We rijden ruim dertig kilometer door het geweldig mooi landschap van de Witte Karpaten. De heuvels worden hoger. De weiden tegen de hellingen en in de dalen groener, de bossen donkerder en de dorpen landelijker. Vanaf een heuveltop hebben we een spectaculair uitzicht over de groene weiden, waar tientallen reeën ons in de gaten aan het houden zijn. Van auto’s schrikken ze niet op, maar ze weten niet zo goed wat ze met een fietser aanmoeten. Helaas kiezen ze er om verder het veld in te springen. Hoe dichter we bij de grens komen, hoe stugger de mensen. Ze kijken verschrikt en verbaasd op van hun werkzaamheden of overpeinzingen, om die twee fietsers met al die rode tassen voorbij te zien glijden. We komen steeds hoger. De klimmetjes worden langer en zwaarder. Floor vindt het maar een vervelende eigenschap van grenzen dat ze vaak op hoge plaatsten liggen. Zo ook hier. De laatste paar kilometer moeten we klimmen met uitschieters van 15 procent. We halen het zonder af te stappen, dat dan weer wel.
De grensovergang tussen Tsjechië en Slowakije is verlaten. Op deze stille weg is geen ander verkeer. Deze grens heeft maar erg kort bestaan en sinds de aansluiting van beide landen bij de Europese Unie, zijn er geen formaliteiten meer nodig. We passeren een belangrijke waterscheiding. Al het water dat aan de Slowaakse zijde valt, zal via de Donau haar weg vinden naar de Zwarte Zee. We verlaten het fijne Tsjechië en dalen af door een bosrijk en steeds breder wordend dal. De bergen zijn hier ruwer en we passeren kale rotswanden. Het naaldbos is in het begin donker en dicht. Het eerste dorp kansloos en verlept. Verderop zijn de huizen mooier en worden ze onderhouden. Veel huizen zijn van hout. De mensen en de dorpen zien er minder welvarend uit dan in Tsjechië. Zou er zo’n groot verschil bestaan tussen deze twee buurlanden? We zullen het de komende weken wel ontdekken. De Tsjechische dorpjes en de mensen beginnen er al aardig westers uit te zien. Er rijden dan nog wel skoda’s rond, het worden er rap minder.
Na 13 kilometer te hebben gedaald, komen we in het dal van de Vah Rivier. Het is nog 23 kilometer naar Trencin. Het is verder dan we hadden gedacht en het is ook nog eens in de verkeerde richting. Maar, A. we gaan morgen met de trein naar Bratislava, en B. in de wijde omgeving is er geen andere camping. Over een grote weg rijden we in zuidwestelijke richting. Het dal is geheel vlak en we hebben de wind in de rug. Met een bijna constante snelheid van 27 km/u rijden we naar Trencin. Na alle bergen is het wel eens lekker om met deze snelheid over het asfalt te suizen. We passeren best een hoop andere fietsers. Fietsen doen de Slowaken dus ook. Het andere verkeer is gewend aan fietsers en houdt genoeg afstand. Trencin lijkt op het eerste gezicht een standaard stad met grauwe flats en stinkende fabrieken. In deze ruwe steen schuilt echter een erg mooi hart. De burcht kijkt vanaf een klif uit over de oude stad. We komen op een camping dat op een eiland in de Vah ligt. Daar moeten we weer in euro?s betalen, want in tegenstelling tot Tsjechië is Slowakije onderdeel van de eurozone. Voor een nacht betalen we € 5,50 wat dus niet afwijkt van de prijs in Tsjechië. We mogen maar een nacht blijven, want morgen vindt er een besloten feest plaats. We komen er al snel achter wat voor een feest, want de zwartgeklede motorrijders druppelen met steeds grotere snelheid binnen. Het zijn grote mannen met evenzo grote baarden en een voorliefde voor jaren zestig platen. Uit een autoradio klinkt dan ook een weergave van wat de Top2000 had kunnen zijn.
Nadat we hebben gedoucht en onze nog natte kleding hebben uitgehangen in het zonnetje, voor € 1,30 een Pivo te hebben gedronken, gaan we op de fiets naar het station. We willen weten hoe we in Bratislava komen. Er blijken diverse treinen te gaan en voor € 14,50 scoort Floor de kaartjes om niet alleen ons zelf, maar ook onze fietsen naar Bratislava te transporteren. Rond het station ziet alles er aardig verlept uit. Matig tot zeer gare mensen, gare bussen, gaar asfalt en gare kiosken. Het is alsof we ons diep in Rusland bevinden. We komen terecht in het verrassend mooie historische centrum van Trencin. Veel terrassen en flanerende mensen. Zo van, jouw heb ik al minimaal vier keer voorbij zien lopen. Trencin is kortom een prima stad voor een van onze favoriete tijdverdrijven: het terras. De koffie is dan wel duurder dan een Pivo, de koffie smaakt er niet minder om. Als de maag begint te rommelen, bestellen we voor ? 5,- een specialiteit van de kaart. In plaats van een overheerlijke pasta, blijkt de ‘slovenska’ een bijzonder lekkere knoflookpizza te zijn. We eten onverwacht veel pizza’s. Gedurende het eten van de pizza wordt de lucht weer eens loodgrijs. Zo loodgrijs, dat we door het personeel worden verzocht binnen te komen zitten. In hoog tempo wordt het terras afgebroken en naar binnen gehaald. Dan barst het noodweer los. Het begint te onweren en ondertussen komt de regen met bakken naar beneden. Het drogen van de was is bij deze mislukt. Nadat we aantal uren tevergeefs hebben gewacht op enige vermindering van de watersnood, besluiten we om ons maar nat te laten regenen. Terug naar de camping, waar de tent het gelukkig goed heeft gehouden en we niet per ongeluk in een kuil staan.
Je weet dat je in Tsjechië bent wanneer:
- De Pivo goed smaakt
- bij het binnenrijden van de dorpen de muziek uit de luidsprekers schalt;
- er fik mag worden gestookt op de camping;
- de muzikale begeleiding in het restaurant bestaat uit metal muziek;
- door de straten skoda?s rijden;
- er met een Tsjech een gesprek kan worden gevoerd zonder dat je de taal spreekt;
- de deuren van het toilet geen sloten meer hebben;
- de helft van het menu niet te verkrijgen is.
Ontdek meer van
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.