Van de tientallen, of misschien wel honderden Boeddhistische kloosters die er ooit in Mongolië hebben gestaan, hebben er maar een paar de religieuze en culturele vernietiging door de communisten overleefd. Volgens de communisten was het boeddhisme niet goed voor een te ontwikkelen land. Communisme is socialisme plus elektriciteit. Je hebt werkers nodig en een grote bevolking. Beiden worden niet geleverd door de monniken. Verbieden dus en voortplanten allemaal. Amarbayas Galant Khiid is een van de drie belangrijkste klooster die nog over is. Het ligt diep in de Iven Vallei, aan de voet van de Büren-Khaan berg. Dit klooster is de eerste bestemming van onze expeditie door Mongolië. Onze chauffeur, Aamaa, is een jonge, gespierde Mongool die deze eerste dag gebukt gaat onder een enorme kater en elke gelegenheid aangrijpt om wat bij te slapen. Het vervoermiddel is een grijze Russische minibus, met maar weinig comfort , en even zo weinig dat kapot kan gaan.
De buitenwijken van Ulaanbaatar bestaan uit grote, ronde witte tenten (gers), de traditionele woning van de nomaden. Het is een vrij bizar beeld om door dit uitgestrekte tentenkamp te rijden, waarvan de erven zijn afgezet met houten omheiningen. Hoe anders wordt het als we de stad achter ons laten. Het Mongoolse land is van niemand, waardoor hekken en omheiningen ontbreken en de dichtheid van de bewoning enorm afneemt. Na 100 kilometer in noordelijke richting over een verharde weg te hebben gereden, slaan we af op een onverharde weg. Het heuvelland land is kaal en leeg. Her en der in dit kale landschap staan de witte tenten en grazen de kuddes schapen, geiten, paarden en runderen.
Midden op de steppe komen we langs een grote samenscholing van mensen en paarden. Het blijkt een lokale Nadaam (het nationale festival) te zijn, waar men in afwachting is van de paardenraces. Wachten en geduld blijken onontbeerlijk te zijn in Mongolië en het duurt uren voor er ook maar iets van paardenraces lijkt te gebeuren. Uren die we besteden met het bekijken van de lokale worstelkampioenschappen. Dit wordt gekenmerkt door mooie billen in mooie pakken en af en toe wat geduw en getrek. Plotseling komt de mensenmassa in beweging en zien we een stofwolk snel naderbij komen. Voor we er goed en wel erg in hebben stuiven er tientallen paarden met kinderen of kinderen met paarden vlak langs ons heen. Er wordt gejuicht en gejoeld en kinderen worden op schouders getild. De race is aflopen en de winnaars zijn bekend en wij rijden weer verder als we Aamaa eindelijk wakker hebben gekregen.
Aan het begin van een breed dal stoppen we bij een oovoo. Dit is een heilige hoop stenen met kleurige vlaggen die een belangrijke spirituele plek markeert. Om de invloeden gunstig te stemmen lopen we er drie rondjes, met de klok mee, om heen. De weg door het dal wordt ruiger door de grote kuilen en gaten blijft er maar weinig over van het concept weg. Het ontbreken van vering draagt niet bij een comfortabele paar laatste uren. Om het half uur moeten we stoppen om de oververhitte motor af te laten koelen. Tijdens het wachten genieten we van het uitgestrekte landschap met de witte stippen van de tenten en de donkere silhouetten van het vee. In de verte zien we het klooster waar we langzaam op af rijden. Naast het klooster staan een tweetal gers, waarvan er een onze slaapplaats voor de nacht is. Genieten van een maaltijd van schapenvlees met rijst en pasta, worden we vrolijk van de tientallen grondeekhoorns die buiten de tent rond rennen.