In Xiahe logeren we in het Friendship Hotel. Het ligt binnen het tempelcomplex en heeft eenvoudige, kleine kamers rondom een binnenplaats. De toiletten zijn gaten in de grond en liggen achter een schutting. Een bak met koud water is de douche. Een kamer kost hier 10 RMB per persoon. Het is dan wel het goedkoopste hotel dat we hebben gehad, het is ook gelijk Ć©Ć©n van meest bijzondere. Omdat de lokale dokter er zijn praktijk heeft, komt er een bonte stoet Tibetanen voorbij. Veel van de mensen hebben ernstige huidproblemen als gevolg van de felle zon op deze hoogten. Het spelletje yahtzee dat we op de binnenplaats spelen, trekt de aandacht van de monniken die ook in het hotel verblijven. Ze blijken nog nooit eerder een dobbelsteen te hebben gezien! En wij maar denken dat yahtzee een Chinees spelletje is. Het spelletje dat we spelen met een monnik is weinig succesvol omdat hij drukker is met SMS-en. Ook de MP3 speler, de opblaasbare wereldbol en de verrekijker blijken fijne attributen om contact te maken. Ons Chinese taalboekje blijkt hier volstrekt nutteloos, omdat deze Tibetanen geen Chinees kunnen lezen.
Xiahe ligt op 3.000 meter hoogte en dat merken we. Zonder zonnebrand verbrandt je hier direct. Als de zon schijnt is het direct ook erg warm. Het is wel een vreemd soort warme, want de lucht zelf voelt koel aan. Floor heeft last van duizeligheid, een zere keel en een dichte neus. Het zijn de eerste tekenen van hoogteziekte. Acclimatiseren is daarbij de enige remedie, zeker omdat we nog hoger zullen komen en het erg gevaarlijk kan zijn als je daarbij niet voldoende rust en tijd neemt. Door de warmte en de ijle lucht zijn we ook sneller moe dan dat we gewend zijn. Er zit dan ook niets anders op dan veel te ontspannen, lekker te eten en mensen te kijken. De dag begint met een uitgebreid ontbijt van eieren, toast, yoghurt en jus d’orange voor 15 RMB per persoon. De beste ontspanning is te vinden op een dakterras met uitzicht over het tempelcomplex met op de achtergrond de kale bergen.
We aanschouwen het leven dat zich zo voor ons afspeelt en proberen te snappen wat we nu eigenlijk zien: monniken die hand in hand met meisjes over straat lopen, rokende monniken, bierdrinkende monniken, auto- en motorrijdende monniken en monniken die staan te SMS- en te bellen met veel te hippe telefoons. We snappen er niets van. Als het monnik zijn restricties met zich meebrengt dan gaan ze er wel erg soepel mee om. Het ziet er allemaal wel erg relaxed uit. We vragen ons af of het eigenlijk niet gewoon erg egoĆÆstisch is om monnik te zijn. Wat doet een monnik de hele dag? Wordt er een andere bijdrage aan de gemeenschap geleverd dan een persoonlijke geestelijke? De monniken lijken te beschikken over financiĆ«le middelen, maar hoe komen ze daar dan aan? Er lopen in Xiahe meer dan genoeg mensen rond die bedelend voorzien in hun levensonderhoud. We hebben bedacht dat we nooit geld zullen geven. Daarom hebben we een kilo appels gekocht, die we kunnen uitdelen. We merken dat we hiermee een gouden greep hebben gedaan.